Op 13 september 2024 heeft het kabinet-Schoof het hoofdlijnenakkoord uitgewerkt in een regeerprogramma. Dit programma bevat de plannen voor de komende kabinetsperiode.
In het regeerprogramma staan ook punten die relevant zijn voor (nabestaanden van) slachtoffers van een strafbaar feit. Er worden verschillende maatregelen aangekondigd.
Affectieschade
Allereerst kondigt het kabinet aan dat er in de komende periode zal worden gewerkt aan een wetsvoorstel om broers en zussen de mogelijkheid te bieden aanspraak te maken op affectieschade. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting eind 2025 in consultatie gaan.
Op dit moment komen broers en zussen niet in aanmerking voor een vergoeding van affectieschade. Alleen in uitzonderlijke gevallen wijst de rechter een vordering op grond van de hardheidsclausule toe aan een broer of zus. De rechtspraak laat zien dat dit slechts gebeurt wanneer kan worden aangetoond dat het slachtoffer en diens broer of zus een (zeer) affectieve band hadden. Bijvoorbeeld wanneer zij samenwoonden (in gezinsverband) ten tijde van het overlijden van het slachtoffer. De relatie moet dan als ‘afwijkend van een normale broer-zusrelatie’ worden beschouwd.
Aangezien het wetsvoorstel naar verwachting pas eind 2025 in consultatie gaat, zal het waarschijnlijk nog enige tijd duren voordat broers en zussen daadwerkelijk als een aparte gerechtigde groep in aanmerking komen voor een vergoeding van affectieschade.
Normbedragen strafproces
Daarnaast worden er normbedragen geïntroduceerd in het strafproces, waardoor het voor rechters eenvoudiger wordt om de hoogte van schadevergoedingen vast te stellen. Hierdoor zullen minder slachtoffers met onvergoede schade blijven zitten.
Plafond voorschotregeling
Ook wordt er ‘in 2027 een plafond ingevoerd voor de voorschotregeling om de regeling betaalbaar te houden.’
Hoewel de voorschotregeling gunstig is voor slachtoffers – vooral van zeden- en geweldsmisdrijven – heeft deze toch kritiek gekregen. De Staat schiet vaak de door de strafrechter toegewezen schadevergoedingen voor wanneer de veroorzaker niet betaalt of kan betalen binnen acht maanden. Er is echter geen maximum verbonden aan de bedragen die aan benadeelden van zeden- of geweldsmisdrijven worden toegekend. Sommige bedragen zijn zo hoog dat het vrijwel onwaarschijnlijk is dat de veroorzaker deze binnen acht maanden kan betalen.
In 2022 deed de commissie-Donner verschillende aanbevelingen met betrekking tot de voorschotregeling, waaronder het advies om de voorschotregeling te beperken tot bedragen die volgens het CJIB redelijkerwijs op de veroorzaker kunnen worden verhaald, zodat de Staat niet voor het grootste deel van deze kosten opdraait. De commissie stelde daarbij dat de inzet van publiek geld voor slachtoffers van strafbare feiten in bepaalde gevallen gerechtvaardigd is.
Het kabinet lijkt met het regeerprogramma op deze aanbevelingen in te spelen.
Minister Weerwind waarschuwde echter dat een inperking van de voorschotregeling zou leiden tot een te grote versobering van de positie van slachtoffers van zeden- en geweldsmisdrijven.
Welk bedrag als plafond voor de voorschotregeling zal worden gehanteerd, moet nog worden vastgesteld.
Tot slot
Eén ding is duidelijk: het voorgestelde regeerakkoord bevat volop plannen met betrekking tot slachtoffers en hun positie in het strafproces. Hoe dit precies zal uitpakken, zal de tijd leren.
Vragen?
Hebt u vragen naar aanleiding van het voormelde of heeft u andere letselschade-vragen? Neem dan contact met ons op. Wij denken graag mee.